maandag 2 oktober 2023

Inleiding tot het aseksueel en aromantisch spectrum

In 2019 schreef ik op deze blog een post over labels waarin ik zei dat ik wellicht demiseksueel ben. Ondertussen zijn we vier jaar later en denk ik dat ik niet demiseksueel, maar aseksueel ben (en waarschijnlijk ook ergens op het aromantisch spectrum). Het heeft heel wat jaren geduurd voor ik voldoende wist om die conclusie te kunnen trekken. Veel van mijn informatie vond ik in het Engels, op websites, YouTube en in gesprekken met mensen in online gemeenschappen. In het Nederlands bestaat er maar weinig informatie, geschreven door iemand op het aseksueel en aromantisch spectrum.

In deze blogpost wil ik een overzicht bieden van belangrijke ideeën en termen die gebruikt worden door aseksuele en aromantische mensen, en de bredere LGBTQ+-gemeenschap. De kans is klein dat onbekenden die het nodig hebben deze informatie zullen vinden, maar op deze manier heb ik ook een handige inleiding voor vrienden en familie.

Ten eerste wil ik praten over een belangrijk onderscheid, namelijk dat tussen verschillende soorten attractie. Voorbeelden zijn esthetische, romantische en seksuele attractie. De meeste mensen staan er niet bij stil dat dit verschillende soorten attractie zijn, of dat er andere soorten attractie bestaan dan romantisch en seksueel. Dit is niet zo vreemd, want voor de meeste mensen zijn seksuele en romantische attractie verbonden met elkaar en zij voelen geen nood om de nuances van hun attractie onder woorden te brengen. Toch is dit onderscheid niet exclusief voor mensen op het aseksueel en aromantisch spectrum. Denk bijvoorbeeld aan friends-with-benefits, die wel seksuele maar geen romantische attractie voelen. Het concept dat er verschillende soorten attractie bestaan, noemt men in het Engels het 'split attraction model'.

Hieronder volgen enkele soorten attractie en een definitie ervan:

  • esthetisch: Dit is een appreciatie van hoe iemand eruitziet, zonder dat dat seksueel is. Zoals je kunst of muziek kunt appreciëren, kun je ook uiterlijke kwaliteiten van mensen appreciëren. Denk bijvoorbeeld aan hoe heteroseksuele mensen ook kunnen zien dat iemand van hetzelfde gender er goed uitziet.
  • intellectueel: Dit lijkt op esthetische attractie, maar is gebaseerd op iemands verstand in plaats van hun uiterlijk. Je bent gefascineerd door hun ideeën, aangetrokken door hun kennis, je wilt weten wat die persoon denkt, intellectueel door hen uitgedaagd worden.
  • platonisch: Dit is verlangen voor een platonische relatie met iemand. Doorgaans betekent dit een verlangen om vrienden te zijn, en voor al wat met vriendschap gepaard gaat.
  • sensueel: Dit is een verlangen voor niet-seksueel lichamelijk contact. Je wilt knuffelen, handen houden, fysieke affectie krijgen en/of geven. Ook als je graag schouder aan schouder met vrienden zit, is dat bijvoorbeeld sensuele attractie.
  • romantisch: Je wilt met iemand een romantische relatie hebben. Vaak betekent dit dat je met hen de typische activiteiten van een romantische relatie wilt doen, zoals dates, veel tijd met elkaar spenderen, romantische gebaren, ... Dit hoeft echter niet het geval te zijn. (Ik vind het zelf heel moeilijk om het verschil tussen platonisch en romantisch te begrijpen. Denk misschien aan hoe kinderen verliefd kunnen zijn, zonder dat daar een seksuele component onder zit.)
  • seksueel: Je verlangt ernaar om seks te hebben met iemand. Dit is in essentie het dierlijke instinct in je brein. Seksuele attractie gaat dus niet over rationele overwegingen of je al dan niet seks met iemand wilt hebben (bijvoorbeeld omdat het een vreemde is of omdat je hun persoonlijkheid niet kunt uitstaan of omdat je bang of verlegen bent), maar het instinctieve verlangen.

Deze opsomming is niet volledig en zoals elke poging om mensen te categoriseren, zijn reële ervaringen complexer. Al deze vormen van attractie zijn elk op zich een spectrum. Mensen kunnen elke vorm van attractie vaak of helemaal nooit voelen en met verschillende intensiteit. Meestal benoemen we enkel het romantisch en seksueel spectrum, omwille van de centraliteit ervan in de samenleving, maar het is bijvoorbeeld mogelijk dat mensen geen enkele vorm van attractie voelen.

Ook de grenzen tussen de verschillende vormen van attractie zijn niet altijd duidelijk. Hoewel ze niet noodzakelijk verbonden met elkaar zijn, is er vaak wel een link. Als je seksueel tot iemand aangetrokken bent, voel je wellicht ook esthetische attractie. In een romantische relatie voel je misschien sensuele attractie. En je bent mogelijk platonisch tot iemand aangetrokken, omdat je gefascineerd bent door hun verstand. Maar je kunt ook esthetisch tot iemand aangetrokken zijn zonder verder iets met die persoon te maken willen hebben, of je kunt seks willen hebben met iemand, maar het haten om te knuffelen of handen te houden.

Alle vormen van attractie kunnen een bepaalde oriëntatie hebben. Iedereen is vertrouwd met het idee dat seksuele en romantische attractie kan gericht zijn op personen van hetzelfde gender of een ander gender, en de mogelijke labels die hiervoor bestaan. Ook andere types van attractie kunnen een dergelijke oriëntatie hebben, al zijn de meeste mensen op dat vlak niet aangetrokken tot uitsluitend mannen of vrouwen.

Of je al dan niet attractie voelt, bepaalt ook niet wat je acties zijn. Je kunt dus perfect een vriendschap opbouwen met iemand tot wie je (initieel) niet platonisch aangetrokken bent. De oriëntatie van de verschillende vormen van attractie is ook niet noodzakelijk gelijk. Het is dus perfect mogelijk om biromantisch en heteroseksueel te zijn, of elke andere mogelijke combinatie.

Attractie op zich mag niet verward worden met libido. Attractie impliceert dat er twee "subjecten" zijn: jij, die de attractie voelt, en het subject waarop de attractie gericht is. Attractie heeft dus altijd een richting; je bent aangetrokken tot iemand (en je oriëntatie zegt iets over wie dat is).

Libido verwijst specifiek naar seks en is niet op iemand gericht. Het zegt iets over hoe groot je zin is voor seks en seksuele activiteiten. Attractie en libido zijn dus aparte begrippen, die los van elkaar kunnen staan. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een aseksuele persoon een hoog libido heeft, en bijvoorbeeld graag masturbeert of hier op een andere manier uiting aan geeft. Anderzijds kan een persoon die wel seksuele attractie voelt, een zeer laag of onbestaand libido hebben om velerlei redenen. Soms kunnen deze mensen ervoor kiezen om als aseksueel te identificeren, omwille van de grote gelijkenissen met hun ervaringen.

Een veelvoorkomende uitspraak in de aseksuele gemeenschap is dat wij liever cake eten dan seks hebben. Het mag dus niet verbazen dat we eten ook als metafoor gebruiken om het verschil tussen seksuele attractie en libido uit te leggen. Libido is een onbestemd hongergevoel dat groot of klein kan zijn. Seksuele attractie bepaalt wat je wilt eten. Misschien heb je altijd grote honger en ben je bereid om alle mogelijke gerechten te eten (dat wil zeggen, je bent aangetrokken tot mensen van alle mogelijke genders). Misschien heb je weinig honger en ben je alleen geïnteresseerd in een specifiek gerecht (dat wil zeggen, je bent aangetrokken tot één gender of zelfs één persoon). Misschien heb je veel honger, maar heb je in geen enkel gerecht interesse (dat wil zeggen, je bent aseksueel met een hoog libido). Of je hebt weinig honger, maar bent wel geïnteresseerd in een gerecht (dat wil zeggen, je hebt een laag libido, maar bent wel aangetrokken tot mensen). Misschien wil je alleen een specifiek gerecht in specifieke omstandigheden, hoe groot je honger ook is. De mogelijkheden zijn eindeloos.

Als iemand geen of weinig seksuele attractie voelt, noemen we dat aseksualiteit. Zoals de meeste menselijke ervaringen, is er niet één manier om aseksueel te zijn, maar is er een spectrum van verschillende identiteiten. Hieronder leg ik de meest frequente labels uit. Er bestaan echter veel "microlabels", die een specifieke ervaring benoemen.

  • aseksueel: Je voelt geen of zeer weinig seksuele attractie.
  • grijs-aseksueel: Je voelt af en toe seksuele attractie, maar veel minder dan mensen die niet aseksueel zijn, waardoor je ervaringen meer aansluiten bij die van aseksuele mensen.
  • demiseksueel: Je voelt enkel seksuele attractie als je een emotionele band met iemand hebt opgebouwd. Hoe intiem die band moet zijn, verschilt van persoon tot persoon. Opgelet: demiseksualiteit betekent niet dat je ervoor kiest om geen seks te hebben met iemand tot je een band hebt opgebouwd, wel dat je geen attractie voelt tot je een band hebt.
  • alloseksueel: Je bent niet aseksueel en voelt je dus seksueel aangetrokken tot mensen. Je bent heteroseksueel, homoseksueel, biseksueel, ... Je libido kan hoog of laag zijn.
De meeste mensen zijn alloseksueel. In onze cultuur wordt verwacht dat je seksuele attractie voelt. We spreken daarom van allonormativiteit (zoals ook heteronormativiteit). Allonormativiteit kan aseksuele mensen het gevoel geven dat er iets mis met hen is en dat ze moeten veranderen. Aseksualiteit is echter een volwaardige seksuele geaardheid. Discriminatie tegen aseksuele (en aromantische) mensen noemen we afobie.

Of iemand al dan niet seksuele attractie voelt, staat los van hun gevoelens tegenover seks. Daaronder reken ik zelf seks hebben, maar ook seks zien (bijvoorbeeld in een film) of lezen (bijvoorbeeld in een boek) of erover horen praten (bijvoorbeeld door vrienden). Ook dit is een spectrum.

  • walging: Je walgt van seks en/of seksuele inhoud en kunt het idee niet verdragen.
  • aversie: Liefst vermijd je seks en/of seksuele inhoud, maar je walgt er niet van.
  • onverschilligheid: Je hebt noch positieve, noch negatieve gevoelens over seks en/of seksuele inhoud. Seks kan je niet zoveel schelen.
  • genot: Hoewel je geen seksuele attractie voelt, geniet je van seks en/of seksuele inhoud.
Iemand kan er geen probleem mee hebben om vrienden over seks te horen praten, maar seksscènes in films afschuwelijk vinden, en zich onverschillig voelen over seks met hun partner (en bijvoorbeeld seks hebben om hun partner een plezier te doen). Elke persoon op het aseksueel spectrum heeft andere voorkeuren, die kunnen fluctueren.

Aseksuele mensen kunnen dus om uiteenlopende redenen ervoor kiezen om seks te hebben: omdat ze een hoog libido hebben, omdat ze van de fysieke sensaties houden, omdat hun partner het belangrijk vindt, omdat ze nieuwsgierig zijn, omdat het emotionele intimiteit kan creëren, ... Aseksuele mensen kunnen ook een voorkeur hebben met wie ze seks hebben (mannen, vrouwen, non-binaire personen, ...), soms gebaseerd op hun romantische attractie, andere soorten attractie of andere criteria.

Zoals er een spectrum is dat beschrijft hoeveel (en in welke omstandigheden) je seksuele attractie voelt, zo is er ook een spectrum voor romantische attractie. Dit staat los van het aseksueel spectrum. Aromantische mensen kunnen dus alloseksueel zijn. Mensen die zowel aseksueel als aromantisch zijn, worden soms ook 'aroace' genoemd.

Als je de labels van het aseksueel spectrum kent, spreken de label van het aromantisch spectrum voor zich. Ik som ze toch even op met een korte definitie.

  • aromantisch: Je voelt geen of zeer weinig romantische attractie.
  • grijs-aromantisch: Je voelt af en toe romantische attractie, maar minder dan de meeste mensen.
  • demiromantisch: Je voelt enkel romantische attractie als je een emotionele band met iemand hebt opgebouwd. Hoe intiem die band moet zijn, verschilt van persoon tot persoon.
  • alloromantisch: Je bent niet aromantisch en voelt je dus romantisch aangetrokken tot mensen. Je bent heteroromantisch, homoromantisch, biromantisch, ... Je romantische oriëntatie komt niet altijd overeen met je seksuele oriëntatie.
De maatschappelijke verwachting dat iedereen romantische attractie voelt en romantische relaties wil (en moet) aangaan, noemen we amatonormativiteit (of ook wel amanormativiteit). Dit is een specifiekere vorm van allonormativiteit.

Net als bij aseksualiteit kunnen aromantische mensen verschillende attitudes hebben tegenover romantiek en romantische relaties. Sommigen walgen van romantiek in de media of het idee op een date gevraagd te worden, en anderen zijn dol op romantische verhalen of hebben er geen probleem mee om deel uit te maken van een romantische relatie, ook al voelen ze zelf geen romantische attractie. Net als aseksuele mensen en seks kunnen aromantische personen die bereid zijn romantische relaties aan te gaan, een oriëntatie hebben gericht op bepaalde genders. Die oriëntatie kan gebaseerd zijn op de oriëntatie van andere vormen van attractie die ze voelen.

Tot slot wil ik nog twee begrippen verklaren die gebruikt worden om relaties en gevoelens te beschrijven.
  • squish: Kort gezegd is een squish een platonische crush. Het is een intens verlangen om met iemand bevriend te zijn, en zoals een crush kan het verlangen kortstondig zijn.
  • queerplatonisch: Het adjectief "queerplatonisch" wordt gebruikt om relaties of partners te beschrijven die platonisch zijn, maar die buiten de maatschappelijke verwachtingen voor een vriendschap vallen. Dit kunnen mensen zijn die samenwonen, die ervoor kiezen om samen kinderen te hebben, elkaars belangrijkste prioriteit zijn, een relatie met elkaar aangaan, ... maar altijd binnen een platonische relatie.
    Het verschil met een romantische relatie is dan ook dat er geen romantische gevoelens zijn (of dat ze eenzijdig zijn), ook als de mensen in de relatie zeer gelijkaardige acties doen als mensen in romantische relaties. Het verschil met gewone vriendschappen is dat queerplatonische partners een centralere positie in elkaars leven innemen dan maatschappelijk aanvaard wordt voor "gewone vriendschappen".

dinsdag 15 augustus 2023

Jewish-Hellenistic Epic Poetry

 I just submitted my master's thesis and I decided that I want to share something of my work, so I'm sharing the summary I had to write in English here. If anyone has questions, I'm always happy to talk about this.



donderdag 21 mei 2020

Sterk


Ik ben negen en ze duwen haar. Soms ook mij, maar meestal haar. Ik sta erbij en ik zwijg. Ze huilt en zij lachen. Ik wil ook huilen, maar ik moet sterk zijn voor haar. Ik ben niet sterk genoeg om stop te zeggen, dus moet ik sterk genoeg zijn om te zeggen: “Je bent niet zwak. Je bent niet stom, niet dom. Je mag huilen.” Zij mag huilen, ik niet. Mij duwen ze niet. Ik doe niets en ik zou sterker moeten zijn. Mij duwen ze niet, maar ik voel de handen in mijn buik, hun woorden en hun lach in mijn mond. Ze zijn bitter, maar bitterder zijn de woorden die ik niet heb gezegd: “Ga weg! Laat ons met rust! Waarom? Wij hebben niks misdaan.”

Ik ben niet sterk genoeg, niet genoeg, want zij komt niet meer. Ze kon niet meer tegen de woorden en de duwen en het gelach. Ik ben alleen, maar dat is niet erg. Ik kan ertegen. Ik moet ertegen kunnen, want het zijn maar jongens, het zijn maar woorden, gelach.

Dus ik ben sterk, wanneer ik met mijn benen gespreid sta voor een spel en zij er één na één onderdoor kruipen en lachen: “Hebt gij ook haar onderbroek gezien? Die draagt dus geen shortje onder haar rok!”

Ze kiezen teams tot ik alleen tegenover hen sta. Wie eerst mocht kiezen, roept: “Gij moogt haar hebben!” Mijn team zucht. Ik ben sterk.

“Ik vind dit niet leuk”, zeg ik, en zij duwen me en zeggen: “Ik vind dit niet leuk.” Ik ben sterk.
Zij lachen en hun woorden prikken gaatjes in mij. Er wellen druppels op, maar ik slik ze in. Als ze zouden zien hoe zwak ik ben, zouden ze nog meer gaatjes prikken, tot ik een gaatje ben. Dat deden ze ook bij haar toen ze zagen dat zij niet sterk genoeg was.

Dus sta ik bij de muur of in een hoekje. Ik zet mijn kap op en kijk naar de barsten in de verf. Groot, klein. Zoals de gaatjes. Als ik de anderen niet zie, kan ik doen alsof ik de gaatjes niet voel en misschien zien zij mij dan ook niet en verdwijn ik.

Mama vraagt: “Hoe was het?” Ik zeg: “Goed.” Het is waar, niet? Het zijn maar speldenprikjes en als ik genoeg slik, druppelt er niets uit. Ik ben zwak, maar ik moet sterker zijn, dus ik ga terug, elke zondag, ook al ben ik misselijk, ook al krioelen hun lach en hun woorden en de spelletjes die ik niet wil doen in mijn maag. Ik ga terug en ik verschrompel en ik slik en ik bloed niet leeg. Echt niet.


Ik ben niet boos. Ik ben nooit boos geweest. Ze wisten niet hoe ik ’s nachts soms opkrulde rond een pluchen giraf, kleiner en kleiner, om niet leeg te stromen. Ze wisten niet dat er alleen nog een pit en een schil over waren. Niet genoeg om bitter te zijn.

Ze prikken gaatjes, maar er stroomt niks meer. Ben ik nu sterker?

Ik ben niet boos, maar als ik hen zie, zal ik hen aankijken alsof ze nooit gaatjes hebben geprikt. Alsof ik nooit gaatjes vind waarvan ik niet meer wist dat ze er waren en plots weer klein ben. Alsof ik nooit ben verschrompeld, nooit bitter heb gesmaakt.

Ik zal hen aankijken, en als ze prikken, bloed ik niet.