donderdag 22 augustus 2019

De ontdekking van Mozart

Met een muzieklerares als moeder en een muziekliefhebber als vader heeft muziek zich altijd door de gaatjes van de dagen geregen hier in huis. Meestal was het klassieke muziek, behalve zaterdagvoormiddagen als mijn moeder lesgaf en mijn vader wel eens zijn popmuziek door het huis liet schallen. Sinds mijn zevende ben ik zelf violist, dus uiteraard hield ik van vioolmuziek. Ik kende ook geen iota van de muziek waar mijn klasgenoten naar luister(d)en. (Gelukkig ken ik ondertussen al enkele jaren de letter iota, en heb ik mijn kennis van popmuziek dus ook opgeschroefd van 0,01% ofzo naar 1%.)

Hoewel ik een overduidelijke voorkeur had voor klassiek, kon ik absoluut niet alle stijlen en genres smaken. Heel lang ging mijn hart uitsluitend uit naar romantische orkestmuziek: Dvorak, Tchaikovsky, Grieg, ... De lijst met grootse symfonieën en concerti is haast eindeloos. Ik tikte de maat mee bij de Slavische Dansen, neuriede de solo van het vioolconcerto en glimlachte in herkenning bij de Peer Gyntsuite.

In de zomer van 2016 besloot mijn vioolleerkracht om mij het eerste deel van het tweede vioolconcerto van Mozart mee te geven. Aanvankelijk werkte ik me daar moeizaam doorheen, maar ik oefende die zomer sowieso al behoorlijk veel en de andere stukken die ik had meegekregen, waren zowel technisch als muzikaal eerder gemakkelijk. Ik deed er nog een schepje bovenop, omdat ik in de tweede helft van juli ook vertrok op Muzikamp, dat zoals de naam al aangeeft, een muziekkamp is voor tieners en waar ik ook individueel les zou krijgen, naast strijkorkest, symfonisch orkest, koor, ... De jonge en enthousiaste leerkracht die ik kreeg toegewezen, hielp me enkele technische zaken glad te strijken, maar dankzij haar ging ik ook met sprongen vooruit op muzikaal vlak. Ze vroeg me gevoelens en beelden associëren met bepaalde passages, liet me mijn ogen sluiten om meer ontspannen te spelen. Ik oefende als nooit tevoren en waagde me tegen het eind van de week zelfs aan de cadens. (Ik geef toe: we hadden ook elke dag een uur voor individuele studie, maar niemand wist het als je maar tien minuten oefende.)

Toen ik terugkwam van kamp, had ik het concerto nog niet volledig onder de knie. Ik had wél tonnen motivatie en een groeiende liefde voor Mozart. De rest van de vakantie oefende ik, als ik thuis was, elke dag, soms wel twee uur. Ik oefende met zo veel plezier dat ik kon blijven oefenen, dat het soms echt het hoogtepunt van mijn dag was. Bovendien oefende ik kritischer en efficiënter dan ooit tevoren: ik speelde tientallen keren hetzelfde loopje, minutenlang octaven, positiewisselingen. Ik pikte alle moeilijke plaatsen eruit, elke dag opnieuw, tot ik ze wel kon dromen. (Ironisch genoeg oefende ik haast altijd met mijn ogen dicht, zodra ik het stuk vanbuiten kende, en dat gebeurde snel genoeg met al die uren oefenen.) Op het einde van de zomer kon ik die vier pagina's Mozart perfect - of toch zo perfect als je mag verwachten van een net-geen-zestienjarige amateur die geen wonderkind is.

Ik heb sindsdien nog enkele keren Mozart gespeeld (het eerste en derde deel van zijn derde vioolconcerto, de ouverture van De toverfluit), maar ik denk niet dat ik één van die stukken ooit even goed heb beheerst als het vioolconcerto van die zomer. Dat doet niets af aan mijn grote liefde voor Mozarts muziek. Door Mozart te spelen, begon ik Mozart te begrijpen. Plots apprecieerde ik het speelse karakter, de schijnbaar eeuwige verliefdheid, de harmonie en het evenwicht, de soberheid en rijkdom, ... Ondertussen is Mozart probleemloos één van mijn favoriete componisten, maar ik luister nog steeds het liefst van al naar zijn tweede vioolconcerto, want dat was mijn ontdekking van Mozart.

dinsdag 1 januari 2019

Wensen

Al sinds het begin van het middelbaar heb ik de gewoonte om voor Kerstmis en Nieuwjaar een reeks gedichten te schrijven om mijn wensen uit te drukken. Nieuwjaarsbrieven, om het zo te zeggen. Tot ook de jongste van de familie geen nieuwjaarsbrieven meer schreef, las ik die zelfs nog voor.
Twee jaar geleden waagde ik me aan een experiment. Iemand had me verteld dat poëzie niet zo zijn ding was, dus besloot ik uit te testen of ik mijn wensen ook in proza kon vatten, al was het resultaat poëtischer dan veel van mijn gedichten. Die eerste poging beviel me zo, dat ik ook dit jaar een 'prozagedicht' op papier heb gezet, en dat wil ik graag hier met jullie delen op deze nieuwjaarsdag:


Het vuur knettert en verslindt traag maar zeker het laatste blok hout. De grillige schaduwen spelen tikkertje en verstoppertje. Je strekt je hand, alsof je het laatste beetje warmte wilt vangen. Alsof je hoopt dat de vonken over zullen springen en over je vingers zullen dansen. Soms lijken de vliedende schaduwen inderdaad een kern van rood en oranje te hebben. Steeds opnieuw trek jij warmte aan, absorbeer je ze, om ze terug los te laten waar er geen is, om leegtes te vullen waarvan zelfs jij niet wist dat ze er waren. Daarom brandt er vuur in je ogen, een vuur dat groter en warmer is dan hetgeen voor ons. Ik tuimel erin en je zuigt de kou uit me, tot ik ril en jij rilt, onder een hitte die ons opslorpt. Buiten kreunt de wind en jammeren de bomen en hamert de regen. Je vingers kruipen over het tapijt en sluiten mijn hand in de jouwe en je glimlacht. We zijn warmer dan liefde.

zondag 4 november 2018

Met de hoed in de hand komt men door het ganse land

Respect. We hebben er in deze tijden de mond vol van, maar wat verstaan we er eigenlijk onder? Leerlingen en leerkrachten moeten elkaar respecteren, ouders en kinderen. We hebben respect voor een Olympische atleet of een muzikant, voor wereldverbeteraars of bekende mensen. Is het dan puur beleefdheid, of bewondering? We moeten ook respect hebben voor elkaars bezittingen of elkaars leven. Kun je dat bewondering of beleefdheid noemen? Nee, respect gaat verder dan dat. Respect gaat over aanvaarden, aanvaarden van de realiteit van de ander, het werk dat is gedaan om die pen of boekentas te maken, het leven dat iemand toevallig heeft gekregen, even toevallig als jijzelf. We kijken allemaal anders naar de wereld, maar als we even onze hoed afnemen voor wat een ander kan, even groeten, dan raken al die realiteiten met elkaar verweven. De wereld tussen al die verstrengelde realiteiten, is kleurrijk en gelaagd.

Respect is van belang. Het is niet zomaar een morele waarde voor zachte zielen. Respect is de motor van een maatschappij. Hoeveel conflicten zouden vermeden kunnen worden als we gewoon respect hadden voor elkaar? En waar zouden we eindigen als we allemaal ons respect voor het leven van anderen verloren? In de loop van de twintigste eeuw zijn er een aantal schokkende experimenten gedaan die een idee geven.

In het Stanford Prisonexperiment moest de ene helft van de groep de andere bewaken, maar het experiment moest worden stopgezet, omdat al na enkele dagen de ‘bewakers’ de ‘gevangenen’ mishandelden.
Zowel in het Milgramexperiment in de jaren ’60 als in de modernere versie ‘Le jeu de la mort’ moesten echte kandidaten aan een tweede ‘kandidaat’, die in werkelijkheid een acteur was en onzichtbaar, vragen stellen, zoals in een quiz. Als het antwoord fout was, moesten ze een elektrische schok toedienen. Die was niet echt, maar dat wisten de kandidaten niet. De acteur vroeg om op te houden, vanaf een bepaald moment was er geschreeuw te horen, nog later niets meer (wat bewusteloosheid voorstelde), maar het merendeel van de kandidaten ging door tot het dodelijke maximum. Weliswaar was dat onder de aanmoedigingen van ‘autoriteiten’ die zeiden dat de verantwoordelijkheid niet bij de kandidaten lag, maar bij hen en ze mochten doorgaan.

Plots blijkt dat we zonder respect en empathie niet ‘menselijker’ zijn dan andere dieren. Als we mensen niet zien, niet leren kennen, vergeten we al snel dat zij ook mensen zijn. Het is de kwetsbaarheid van een blik die ons dwingt onze muren te slopen. Empathie is de kracht om je te verbinden, om mens te zijn en het mens-zijn van de ander te erkennen. Om je hand uit te reiken naar iemand die op de grond ligt. Wat is de voldoening van over alle hoofden naar de top te klimmen? Als je alleen op de top zit, kan alles wat je hebt vertrappeld, weggaan en zonder fundamenten geen berg. Maar als je mensen helpt, je met hen verbindt, zullen ze je naar de top dragen. Een last, een taak, een doel: ze wegen zoveel lichter als je hem niet alleen draagt. Je kunt zoveel meer als je mensen helpt, want dan zullen zij jou helpen.

Maar respect blijft een vaag begrip. Hoever gaan we daarin? We moeten respect hebben voor de mening van anderen, hun recht om die te uiten. Maar betekent dat dat je zomaar iemand de grofste beledigingen naar het hoofd mag slingeren? Is het respectloos als je dat afkeurt? Of houdt respect in dat je je inleeft in de gevoelens van anderen en je mening op een beleefde manier uit? Heb je geen respect voor het recht op vrije meningsuiting als je dat vraagt?
Misschien is het al genoeg dat we iedereen eens vriendelijk groeten, hoe we ook over die persoon denken. Een groet wordt een glimlach, een glimlach een gesprek en misschien is het dan helemaal geen vraag meer of respect voor het ene respect voor het andere verbiedt.