Twee jaar geleden waagde ik me aan een experiment. Iemand had me verteld dat poëzie niet zo zijn ding was, dus besloot ik uit te testen of ik mijn wensen ook in proza kon vatten, al was het resultaat poëtischer dan veel van mijn gedichten. Die eerste poging beviel me zo, dat ik ook dit jaar een 'prozagedicht' op papier heb gezet, en dat wil ik graag hier met jullie delen op deze nieuwjaarsdag:
Het vuur knettert en verslindt traag maar zeker het laatste
blok hout. De grillige schaduwen spelen tikkertje en verstoppertje. Je strekt
je hand, alsof je het laatste beetje warmte wilt vangen. Alsof je hoopt dat de
vonken over zullen springen en over je vingers zullen dansen. Soms lijken de
vliedende schaduwen inderdaad een kern van rood en oranje te hebben. Steeds
opnieuw trek jij warmte aan, absorbeer je ze, om ze terug los te laten waar er
geen is, om leegtes te vullen waarvan zelfs jij niet wist dat ze er waren.
Daarom brandt er vuur in je ogen, een vuur dat groter en warmer is dan hetgeen
voor ons. Ik tuimel erin en je zuigt de kou uit me, tot ik ril en jij rilt,
onder een hitte die ons opslorpt. Buiten kreunt de wind en jammeren de bomen en
hamert de regen. Je vingers kruipen over het tapijt en sluiten mijn hand in de
jouwe en je glimlacht. We zijn warmer dan liefde.